What’s in a name, hoelang blijven we over het woord allochtoon nog gebruiken?
Al vrij snel na de komst van grote groepen migranten naar Nederland in de zestiger jaren van de vorige eeuw, is er een discussie over ‘hoe zullen we ze noemen’ losgebrand. Een discussie die maar niet tot een bevredigende oplossing lijkt te komen. De verschillende benamingen die door de jaren heen zijn gebruikt zeggen veel over het beleid en hoe er op dat moment over buitenlandse werknemers gedacht werd. In de beginjaren werd gesproken over ‘gastarbeiders’. Met die term werd het tijdelijke karakter aangeduid van de werkzaamheden die werknemers hier verrichten en de verwachting dat zij na gedane arbeid naar het eigen land zouden terugkeren. De term ‘gastarbeiders’ had al snel een negatieve lading. Bovendien bleek dat het voor de tijdelijke arbeiders, die ook zelf gehoopt hadden met een paar jaar weer thuis te zijn, niet gemakkelijk om terug te keren.
Allochtonen
In de zeventiger jaren werd de toen nog neutrale term ‘allochtoon’ ingevoerd. Men wilde af van de negatieve lading van het woord gastarbeider. Dat ook het woord allochtoon inmiddels negatief geladen is weten we allemaal. Er zijn meerdere andere termen uitgeprobeerd, zoals medelanders, buitenlandse werknemers, minderheden en migranten. Geen enkele term voldeed en kreeg al snel weer een negatieve lading. De PvdA heeft in 2006 het voorstel gedaan het woord ‘allochtoon’ niet meer in officiële stukken te gebruiken. In 2008 heeft ook de minister van justitie, Ernst Hirsch Ballin, voorgesteld de term af te schaffen. Beide voorstellen hebben het niet gehaald, ook omdat er nog steeds geen goed alternatief voorhanden leek te zijn. In beleid wordt nu een onderscheid gemaakt tussen westerse en niet-westerse allochtonen.
Biculturele Nederlanders
Letterlijk betekent het woord allochtoon (Grieks van oorsprong): “van een ander gebied afkomstig”. Van Dale vult daar: “niet inheems” en “vreemd”, op aan. Terwijl het woord autochtoon staat voor oorspronkelijke bewoner. Steeds meer zogenaamde ‘allochtonen’ zijn hier echter geboren en/of getogen. De jongeren van nu zijn veelal van de derde generatie. Zij voelen zich Nederlander én identificeren zich vaak ook nog met het land van hun (groot) ouders. Dankzij hun andere etnische oorsprong hebben ze vaak deels andere culturele gebruiken, waarden en normen. Dat willen ze niet verloochenen en zien ze als iets extra’s, iets anders dat ze óók hebben. Steeds meer komt daarom de term ‘bicultureel’ in zwang. Een term die uitdrukking geeft aan de verschillende culturen die steeds meer Nederlanders met zich meedragen. Zij beschikken over zowel de Nederlandse cultuur als over de cultuur van hun ouders.